Select Page

Promotie – Marrigje Paijmans (UvA)

Foto: Bart Koetsier

Op woensdag 11 november 2015 verdedigt Marrigje Paijmans haar proefschrift getiteld:

Dichter bij de waarheid

Parrhesia en de dramatisering in het werk van Joost van den Vondel

Datum: Woensdag 11 november 2015
Tijd: 13.00 uur stipt
Locatie: Aula Universiteit van Amsterdam, Singel 411 te Amsterdam
Promotor: Prof. dr. Lia van Gemert

Samenvatting

In mijn proefschrift laat ik zien dat in het werk van Joost van den Vondel (1587-1679) twee waarheidsopvattingen met elkaar worden geconfronteerd. Vondel geeft blijk van zowel een transcendente en neoplatoonse waarheidsopvatting, waartoe de dichter zich verhoudt als een medium of ‘profeet’, als een immanente of ‘parrhesiastische’ waarheidsopvatting. Deze laatste waarheid moet ieder mens in zijn eigen ethische relatie met de waarheid zelf blootleggen. Parrhesia legt dus een verband tussen waarheid en deugdelijkheid dat in onze tijd nauwelijks nog wordt gevoeld, omdat ware kennis in het moderne denken niet voorbehouden is aan mensen met een ethische levenswijze. Ware kennis bestaat ‘objectief’, los van ieder subjectief handelen.

Parrhesia vormt tevens een concept in het denken van Michel Foucault (1923-1984). Voor hem staat vast dat alle kennis ook een ethisch aspect kent, al blijft die in het moderne wetenschappelijke en politieke discours vaak onuitgesproken. In de kunst en de poëzie ziet Foucault praktijken die deze discoursen kunnen confronteren en waardoor we ons leven op ethische wijze kunnen vormgeven. Ik stel dat Vondels teksten iets vergelijkbaars deden voor het leven in de zeventiende-eeuwse samenleving als geheel. Aan de hand van parrhesia maak ik in Vondels werk verbanden zichtbaar tussen dichtkunst, ethiek en politiek die door onze moderne opvattingen van waarheid moeilijk waarneembaar zijn, maar cruciaal voor het begrip van het politieke discours van de zeventiende-eeuwse Republiek.

Vervolgens heb ik willen aantonen dat het motief van parrhesia in Vondels werk vooruitwijst naar het immanente denken van Benedictus de Spinoza (1632-1770). Vanaf circa 1660 ondergaat Vondel zichtbaar invloed van het spinozisme, al zet hij dit geheel anders in dan bijvoorbeeld het verlichte toneelgezelschap Nil volentibus arduum. Met name Spinoza’s ethische en politiek-theologische opvattingen bieden verklarend kadering voor Vondels late treurspelen en zijn opvattingen over de werking van het treurspel binnen de samenleving.

Ten slotte heb ik Foucaults concept van parrhesia, om het beter toe te rusten op de analyse van Vondels werk, in verbinding gesteld met Gilles Deleuzes concept van ‘dramatisering’. Ik stel dat Vondels de waraheid spreekt door deze in zijn teksten te dramatiseren: in een barok spel met werkelijkheid en verbeelding worden grenzen zichtbaar als drempels naar nieuwe, voorheen onvoorstelbare werelden. Mijn analyse van de mogelijkheden voor verbinding van parrhesia en dramatisering wijst uit dat het begrensde denken van Foucault en het grenzeloze denken van Deleuze elkaar in het ‘denken van de kunst’ zeer dicht benaderen.