Datum: 29 mei 2015
Tijd: 15.00-17.00 (aansluitend borrel)
Locatie: PC Hoofthuis 5.60, Spuistraat 134, Amsterdam
Voorzitter: Barbara Henkes
Registratie gewenst: L.Bakker2@uva.nl
De werkgroep Oral History organiseert op 29 mei een presentatie van 3 aio’s die op een unieke manier oral history onderzoek doen. Het zijn thema’s die niet eerder aan de orde kwamen. Maar die allen noden tot het gebruik maken van mondelinge bronnen.
Fleur Haalboom – In mijn promotie-onderzoek naar de historische omgang met infectieziekten die door mensen en dieren gedeeld worden gedurende de 20ste eeuw, gebruik ik interviews als bronnen, naast archiefmateriaal en publicaties. Ik zal uitleggen waarom de interviews belangrijke inzichten bieden in een van de hoofdlijnen van mijn project: de relatie tussen de disciplines geneeskunde en diergeneeskunde. Geschreven bronnen hinten wel naar deze verhoudingen, maar blijven vaak impliciet, omdat het gaat om gevoelde verschillen in sociaal-culturele positie en status. Dit gevoelige onderwerp vormt tegelijkertijd soms ook een probleem bij het gebruik van de interviews.
Steven van der Laan – In mijn onderzoek naar de geschiedenis van de varkensfokkerij zijn de jaren zeventig en tachtig bijzonder belangrijke decennia omdat toen de enorme schaalvergroting van de de Nederlandse varkenshouderij plaatsvond. De mensen die betrokken waren bij deze schaalvergroting en verantwoordelijk voor tal van innovaties in de praktijk van de varkensfokkers kunnen nog steeds geinterviewd worden en geven een interessante inkijk in het verloop van de gebeurtenissen destijds. Deze interviews geven een zeer welkome aanvulling op de verslagen over dezelfde onderwerpen die ze dertig jaar eerder schreven, waar het format toch vooral een afstandelijke en opsommende beschrijving van hun onderzoek betrof
Jesper Oldenburger – Woorden als ‘innovatie’ en ‘verandering’ lijken soms haaks te staan op een discipline als de schapenfokkerij – de focus van mijn dissertatie – een discipline waarbij traditionele methoden en ideeën veelal nog steeds het uitgangspunt zijn. Wetenschappers die door de jaren heen de fokkers hebben geprobeerd te bewegen tot een meer ‘rationele’ fokkerij, door bijvoorbeeld te pleiten voor een meer kwantitatieve aanpak, kwamen dan ook vaak van een koude kermis thuis. Door gebruik te maken van interviews is het mogelijk om het verwijt dat de fokkers toentertijd veelal kregen, dat ze ouderwets en vastgeroest waren, in een ander daglicht te stellen. Fokkers hadden een eigen rationaliteit en deze was bovendien voor een belangrijk gedeelte verantwoordelijk voor het internationale succes van de Nederlandse schapenfokkerij. Zonder het gebruik van interviews wordt een dergelijk verhaal te eenzijdig en doet het geen recht aan de kennis en ervaringen van de mensen uit de praktijk.